Studie – Gouden draad: 4. Christus de (Be)Middelaar (Mediator)

4. Christus de (Be)Middelaar (Mediator)

Inhoudsopgave: Studie menu hier  
Gouden draad in de Bijbel

4. Christus de (Be)Middelaar (Mediator)

    Sluit eigenlijk aan bij de hieraan voorafgaande studie-keer. Kan daar ook wel bij genomen worden. Maar aangezien die studie al zeer gevuld is, is dat, als er in groepsverband gewerkt wordt, niet verstandig. Daar de nu voor je liggende studie wat minder ‘van stof’ is, kan voor een en ander wat meer tijd genomen worden.

  1. InleidingInleiding

    1. 1De vorige keer zijn we geëindigd met het spreken over types of typen, dit is Oudtestamentische personen die in hun persoon of werk afbeeldingen zijn van Christus’ Persoon of werk.

    2. 2We willen daar nog wat op voortborduren.

  2. I

    1. 1De Bijbel is er zeer duidelijk over dat vanaf de zondeval zonde en zijn consequenties een doordringend probleem van het menselijk ‘ras’ zijn geworden. Het is een voortdurend thema dat door de Bijbel loopt. Zonde in zijn rebellie tegen God, verdient de dood:

      Rom. 6:23
      Jes. 53:6a
      Jes. 59:2
      Joh. 3:31b
    2. 2Wij hebben een Bemiddelaar nodig, een Mediator. We zeggen meestal: Middelaar. Iemand Die God voor ons benadert, Die beide God en mens is en onschuldig is ten aanzien van zonde. De Bijbel zegt: 1Tim. 2:5-6.

    3. 3Hoewel er maar één Middelaar in de ware zin van het woord is, zijn er in het OT op ondergeschikte manier toch diverse personen die middelaars-trekken hebben. We denken o.a. aan Mozes. Hij was niet de uiteindelijke Middelaar, maar hij voorafschaduwde Christus’ bemiddeling (middelaarschap).

      Bekijk eens voorbeelden van Mozes’ middelaarschap als afschaduwing van Christus’ middelaar-zijn:

      Dt. 5:23-33 (vergelijk Hebr. 12:18-24).

      Ex. 32:11-13;   Ex. 32:30-32 en Ex. 33:12-16.

      Zie ook onderaan een fragment van reformator Benedetto Fontanini *)

    4. 4Omdat (ook) Mozes niet zonder zonden was, kon hij onmogelijk God naderen zonder vergeving, dit is zonder een smetteloze Middelaar voor zichzelf. Mozes kon in Gods tegenwoordigheid komen alleen maar omdat naar Gods plan Christus zou komen en verzoening voor Mozes zou maken. De zegeningen (weldaden, goede dingen) van Christus’ werk werden van tevoren ten goede voor Mozes gerekend.

      Nou, zó Mozes, zó ook alle OT-heiligen. Hoe zouden zij anders gered kunnen worden? God is volkomen heilig en voor hen allen is dat een vereiste. Volkomen heiligheid wordt hun uit genade omwille van Christus Die komen zou, toegerekend.

    5. 5Dat wil zeggen dat er geen andere weg van redding door heel het OT heen is, evenals in het NT. De Bijbel zegt: Hnd. 4:12.

      Alleen Christus kan ons redden. De gevallen van redding in het OT zijn alle van Christus afhankelijk. En in het OT komt redding regelmatig door een (be)middelaar, een persoon of instelling die tussen God en mensen staat. En de ‘kleine’ gevallen van bemiddeling in het OT voorafschaduwen de ‘grote’ Christus. Hoe zou het ook anders kunnen, aangezien er maar één (Be)Middelaar en één weg van redding is, een weg die Jezus’ offerbloed gekost heeft!

    6. 6Dus het zien en begrijpen van de eenheid en samenhang van de Bijbel neemt toe, als we letten op gebeurtenissen waar(in) God redding brengt en gebeurtenissen waar een (be)middelaar tussen God en mens staat. Waarbij het niet alleen om gevallen gaat waar(in) God geestelijk redding brengt die met geestelijke verbondenheid en belofte van eeuwig leven met God te maken heeft, maar ook om zaken van tijdelijke, uiterlijke redding – redding in fysieke vorm dat redding in geestelijke zin voorafbeeldt.

    7. 7En ja, redding heeft niet alleen een geestelijke dimensie. Kijken we niet eveneens uit naar de opstanding van het lichaam (1Kor.15, 1Thess.4) en naar nieuwe hemelen en een nieuwe aarde waar gerechtigheid zal wonen (2Ptr. 3:13)?!

      Persoonlijke redding begint met de vernieuwing van het hart, maar uiteindelijk zal het allesomvattend en kosmisch in omvang zijn. Het OT, als het aandacht schenkt aan fysiek (stoffelijk, materieel, tastbaar) land en fysieke voorspoed en fysieke gezondheid, anticipeert op (bereidt voor, loopt vooruit op) het fysieke (tastbare) van de voorspoed van de gelovige in de nieuwe hemelen en op de nieuwe aarde.

  3. II

    1. 1Bij (be)middelaars in het OT moeten we toch wel vooral denken aan: profeten, priesters en koningen. Alle drie de categorieën hebben hun toegespitste taak:

      1. Profeten vertegenwoordigen God bij de mensen, ze geven bij God vandaan Zijn Woord aan hen door.

      2. Priesters vertegenwoordigen het volk bij God, hun belangrijkste werk is de offerdienst.

      3. Koningen brengen Gods leiding (regering, heerschappij) tot uitvoer over het volk.

    2. 2Dit functioneerde natuurlijk alleen als deze drie elkaar in hun werk aanvullende ‘ambtsdragers’ zich aan God onderwierpen en hun werk naar behoren deden…

    3. 3Duidelijk moet zijn dat Christus de definitieve, de ware Profeet, Koning en Priester is Die alle drie de taken op een definitieve, afdoende manier vervult. We lezen: Hebr.1:1-3.
      Hoe mooi zien we in deze Schriftplaats die drie taken van onze Heiland-Middelaar naar voren komen!

    4. 4Tenslotte kunnen we nog zeggen dat bemiddeling niet alleen door mensen (bemiddelende personen) plaatsvindt, maar ook door instellingen (bemiddelende instituties):

      1. De verbondstructuur (verbonden) speelt een bemiddelende rol in het brengen van Gods Woord naar het volk.

      2. De tempel brengt Gods tegenwoordigheid naar het volk.

      3. De dierenoffers brengen Gods vergeving naar het volk.

    5. 5Bij het Bijbellezen is het goed op de manieren te letten waarop God Zijn Woord en Zijn tegenwoordigheid bij de mensen brengt door middelen (means) die Hij instelt. Al deze middelen vervullen een soort van bemiddelende (mediatorial) rol. En omdat er maar één ware Middelaar is, is het duidelijk dat ze allemaal naar de Heere Jezus Christus wijzen.

*) uit RD 12 februari 2016; gewijzigd op 16 november 2020 – Benedetto Fontanini, reformator te Mantua – een fragment uit ‘De weldaad van Christus’ (1543):

Middelaar.

Deuteronomium 18:18a: ‘Een Profeet zal ik hun verwekken uit het midden hunner broederen, als u.’
Het beangste volk Israël gevoelde zich vroeger gedrongen de toevlucht te nemen tot Mozes toen het zei: Spreek gij met ons, en wij zullen horen; en dat God niet met ons spreekt, opdat wij niet sterven (Exodus 20:19). Dit behaagde de Heere. Het is goed dat zij gesproken hebben, zo luidde het (Deuteronomium 18:17), en alleen daarom vonden zij goedkeuring bij de Allerhoogste, omdat zij naar een middelaar tussen Hem en zich hadden verlangd.
Die middelaar was Mozes, een afschaduwing van Jezus Christus, Die bestemd was tot pleitbezorger en Middelaar tussen God en de mensen. Daarom sprak God tot Mozes: Een Profeet zal ik hun verwekken uit het midden van hun broeders, als u; en Ik zal Mijn woorden in zijn mond geven, en hij zal tot hen spreken alles wat Ik hem gebieden zal; en het zal geschieden, de man die niet zal horen naar Mijn woorden, die hij in Mijn Naam zal spreken, van dien zal Ik het zoeken (Deut. 18:18 en 19).

God heeft nu de door Hem beloofde grote Profeet gezonden in Zijn eniggeboren Zoon, opdat Deze ons van de vloek van de wet verlossen en weer met onze Schepper en Heere verzoenen zou en ons bekwaam zou maken tot alle goede werken en het beeld van God, dat wij door de schuld van onze eerste voorouders verloren hebben, in ons hernieuwen zou (Kolossenzen 3).”