Studie – Gouden draad: 5. De lijn van het heil in het Nieuwe Testament – A

5. De lijn van het heil in het Nieuwe Testament - A

Inhoudsopgave: Studie menu hier  
Gouden draad in de Bijbel

5. De lijn van het heil in het Nieuwe Testament – A

  1. InleidingInleiding

    1. 1De NT-gouden draad sluit naadloos aan bij de OT-gouden draad, ja, ten diepste is het één gouden draad. Het gaat om één plan van God, dat alles met de Heere Jezus Christus en Zijn reddingswerk te maken heeft, waarvan de boodschap in het OT begint en in het NT verder gaat. We hebben te maken met één Goddelijke lijn van het heil.

    2. 2Hiermee verbonden is de verbondstructuur (vergelijk Koninkrijk van God, gemeente van Christus) – die zelfs op de nieuwe aarde blijft door-functioneren, Op. 21:3,7.

      En ja, geheel in de lijn van het heil, Jezus Christus Zelf is het Verbond, Jes. 42:6 en 49:8.
      Heeft alles met Zijn middelaarschap te maken. Zie de studies 2 en 4. Zijn Naam is immers ‘Immanuël’, Jes. 7:14 en Mt. 1:23: God met ons!

    3. 3In de voor je liggende studie 5 willen we een begin met ‘De lijn van het heil in het NT’ maken en wordt het eerste punt (punt I) behandeld: ‘Nu al en nog niet’. In de volgende studie komen dan de resterende onderdelen (punt II en III) aan de orde.

  2. INu al (alreeds) en nog niet

    1. 1Gaat het dus om één Goddelijke lijn van het heil en kan de boodschap van het NT niet van het OT gescheiden worden, we kunnen wel een onderscheiding aanbrengen. Het OT beloofde dat God Zijn volk zou redden. Het begon met de belofte van het Nageslacht (Zaad, St.V.) van de vrouw dat de kop van de slang zou vernietigen (Gen. 3:15).
      Gods beloften van redding ontwikkelden zich in het bijzonder in:

      1. ade belofte aan Abraham van universele zegen in Gen. 12:1-3.

      2. bIsraëls uittocht (vóóruit wijzend op onze bevrijding uit het slavenhuis van de zonde door Jezus Christus) met als leefregels de 10 geboden (die hebben blijvende functie ook voor de nieuwe bedeling; zijn in enkele onderdelen schaduwachtig [zie studie De Tien Geboden], ook wat betreft het ‘strenge karakter’ van de OT-rustdag [zie Greijdanus, Schriftoverdenkingen, 104] en de zwaarte van de straf bij overtreding van diverse geboden [los van doodstraf op moord, die Bijbels gezien ook nu van toepassing lijkt te zijn, gezien Gen. 9:6 en Ex. 20:1-17.

      3. cGods beloften ‘verpakt’ in ceremoniële instellingen van de OT-eredienst.

      4. dde belofte aan David van een eeuwige Koning in de Davidische (Davids) lijn Die voor Gods Naam een huis zal bouwen (deze beloften reiken dus duidelijk verder dan Salomo), oftewel door Wie de oorspronkelijke beloften aan Adam en aan Abraham gerealiseerd worden (2Sam. 7:12-16  [zie daarbij ook Kanttekeningen bij de St.V. en Korte Verklaring (KV)];

        Ps. 89:30,37;
        Ps. 132

        huis bouwen:

        Mt. 16:18;
        Joh. 2:19-22;
        1Kor. 3:16;
        Ef. 2:21v   en
        4:11v).

      5. ede belofte – gegrond in Jezus’ dood en opstanding – van de gave van de Heilige Geest en het schrijven van Gods wet in onze harten, zodat we Zijn wil (Zijn geboden,

        Joz. 1:8;
        Mt. 28:19;
        2Tim. 3:15-17)

        gehoorzamen:

        (Jer. 31:31-34 en
        Ez. 36:26,27).

    2. 2En steeds dichter komen we bij de realisering van Gods beloften van redding. Johannes de Doper, heraut van Christus, komt op het toneel. De Romeinen heersen dan over Israël. Er is geen davidische koning, geen realisering van de belofte aan Abraham van universele zegen. En ook in Israël regeerde de zonde, niet de gerechtigheid. Johannes de Doper als wegbereider van Christus roept het volk daarom op:
      Mt. 3:2, 9-12.
      En Joh. 1:29,33,34.

    3. 3En dan is het Gods tijd: God geeft Zijn Zoon – de vervulling van de profetie van Johannes de Doper. En, als Johannes de Doper, horen we Hem zeggen: Mk. 1:14,15 (vergelijk Mt.  4:17).
      Met andere woorden de beloften van het OT zijn bezig vervuld te worden.

    4. 4Het Koninkrijk van God komt echter op een andere manier dan door de Joden verwacht, namelijk niet met een onmiddellijk veroordelen van de vijanden van God (Jes. 51:6 en 2Ptr. 3:7) en creëren van nieuwe hemel en aarde (Jes. 65:17 en 2Ptr. 3:11). Jezus leert:
      Lk. 17:20,21: Het Koninkrijk is al (alreeds) aanwezig in Zijn Persoon en bediening (terwijl er nog niet direct met de vijanden van het Koninkrijk wordt afgerekend).

    5. 5En in Mattheüs 13 leren we: Mt. 13:31-33.

      Het Koninkrijk is er dus in Christus en Zijn werk, maar het is er nog niet in volledigheid en volkomenheid. Zoals iemand (Thomas. R. Schreiner in de ESV-Study Bible, p.1803) mooi zegt: het was er, maar nog niet. Aangevangen, maar nog niet voleind/voltooid. Jezus vervulde nog de ‘rol’ van Knecht van de HEERE (Jes.53) door de zonden van Zijn volk op Zich te nemen en de doodstraf voor de vergeving van hun zonden te dragen.

    6. 6De dag van afrekening (oordeel) zal evenwel zeker komen, ook al is er een interval tussen Gods begin van het vervullen van Zijn beloften in Jezus en de uiteindelijke verwezenlijking. Jezus, Die vanaf Zijn opstanding regeert, zal wederkomen en als Koning-rechter oordelen tussen schapen en geiten, Mt. 25:31-46.

    7. 7Vandaar dat de gelovigen bidden beide om de groei en de voltooiing van het Koninkrijk met het gebedspunt dat de Heere Jezus hun leert in Mattheüs 6:
      Mt. 6:10a: Uw Koninkrijk kome.

    8. 8Zie over ‘nu al – nog niet’ ook wat de de Heere Jezus zegt in Johannes:

      1. nu al: Joh. 5:24-25 en 11:25

      2. nog niet: Joh. 5:28,29.

    9. 9Het gegeven van het ‘nu al (of: alreeds) – nog niet’ doorloopt, vanuit het fundament van Jezus Christus en Die gekruisigd, het hele NT. Het beseffen daarvan kan je helpen (de ESV-Study Bible spreekt van een sleutel) bij het lezen en begrijpen. Zie schema/overzicht hieronder.

      Schema: Het er al zijn en het nog niet van de laatste dagen.

      1. Ade OT-profeten, die vanuit hun toenmalige tijd, de tijd van belofte, schreven, spraken van ‘laatste dagen’ als van de tijd van vervulling in de verdere toekomst (zie zoal:

        Jer. 48:47 met Kanttekening;
        Ez. 38:16 [zie daarbij inleiding bij Hoofdstuk 38 uit Kanttekeningen];
        Hosea 3:5;

        in Joël 2:28 lezen we van ‘daarna’, dat in Hnd. 2:17 uitleggend is weergegeven met inderdaad:
        in de laatste dagen [zie ook Kanttekening op Joël 2 en Hnd. 2]; Micha 4:1).

        Kan worden weergegeven met:

        1. de toenmalige tijd (van de OT-schrijvers): de tijd van belofte;

        2. de laatste dagen: de tijd van vervulling.

      2. BHet NT, de tijd van vervulling, plaatst de ‘laatste dagen’ in de huidige tijd; de laatste dagen begonnen al bij de dood, opstanding en hemelvaart van de Heere Jezus en de uitstorting van de Heilige Geest (Hnd. 2:16,17a en Hebr. 1:1-3 [zie verderop]), maar zijn echter nog niet volledig verwezenlijkt, wat zal gebeuren als Jezus terugkomt (wederkomst).

        Kan worden weergegeven met:

        1. de tijd van belofte (de tijd van het OT);

        2. kruis en opstanding van Jezus Christus en de uitstorting van de Heilige Geest (gedeeltelijke verwezenlijking van de laatste dagen);

        3. de tegenwoordige tijd (van de NT-schrijvers): de tijd van de vervulling;

        4. Jezus’ wederkomst (volledige realisatie van de laatste dagen).

        (Zie het schema in tekening-vorm: EVS-Study Bible, pagina 1804).

    10. 10Met Jezus’ komst op aarde, in heet bijzonder Zijn volbrachte werk op Golgotha met als bekroning Zijn opstanding en hemelvaart, is de te komen tijd aangevangen, is nu de dag van de redding gekomen.

    11. 11Hiermee verbonden is de gave van de Heilige Geest aan de gelovigen als één van de eindtijd-beloften:
      Hnd. 2:16,17a    (vs 16-21)
      (Rom. 8:9-16 en Ef. 1:13,14).

    12. 12De laatste dagen zijn door Gods Zoon de Heere Jezus Christus gekomen: Hebr. 1:1-3.
      Toch is de heilsgeschiedenis nog niet voltooid. Er is alsnog een ‘nog niet’:

      1. De Heere Jezus is opgestaan uit de doden, maar de gelovigen verwachten nog de opstanding van hun eigen lichaam en moeten strijden tegen de zonde tot de dag van de verlossing:
        Rom. 8:10-13,23
        (1Kor. 15:12-28;   1Ptr. 2:11).

      2. De Heere regeert aan de rechterhand van God in de hoge, maar alle dingen zijn Hem nog niet zichtbaar onderworpen:
        Hebr. 2:8.