Studie – Gouden draad: 8. Oud-testamentische voorschriften en toepassing nu

8. Oud-testamentische voorschriften en toepassing nu

Inhoudsopgave: Studie menu hier  
Gouden draad in de Bijbel

8. Oud-testamentische voorschriften en toepassing nu

  1. Inleiding

    1. 1Deze studie is naar aanleiding van de vraag uit een huiskring, hoe het zit met de OT-voorschriften in verband met de toepassing voor de tijd van nu.

    2. 2Het werd ook concreet gemaakt, namelijk of het gebod dat een onreine vrouw niet aan de maaltijd mag deelnemen ook nu nog van toepassing is, zodat een onreine (ongestelde) vrouw niet aan het Heilig Avondmaal (Maaltijd van de Heere) mag gaan.

    3. 3En ja, dit is een uitloper, zou je kunnen zeggen, van de Gouden draad-studieserie.

  2. A

      1. 1Als het gaat om de grondlijnen van Gods voorschriften, loopt er een constante, bestendige lijn door de Bijbel. Dat heeft alles te maken met Gods karakter, dat onveranderlijk is. En we zijn naar Gods beeld geschapen. Noem de Tien Geboden (kern-geboden) en tal van andere geboden (uitwerkingen).

      2. 2In bepaalde concretisering kan, als het gaat om de tijd (bedeling) vóór en de tijd na Christus’ komst, wel verschil optreden. In het NT wordt dat dan ook aangegeven. We komen terug bij Gods oorspronkelijke bedoeling.

      3. 3Een voorbeeld van een grondlijn vinden we in Genesis 2:
        Gen. 2:24.

        Een tijdelijke regel (concretisering) hierbij was dat in de Oudtestamentische tijd vanwege de ‘harde harten’ toegestaan werd dat iemand zijn vrouw kon verlaten:
        Dt. 24:1;
        Mt. 19:7.

      4. 4De Heilige Geest, de Paracleet (de Helper), was er nog niet om ons met Zijn kracht bij te staan (ook in de zelfverloochening in een huwelijk), althans niet bij iedereen en niet in dezelfde mate als nu in de nieuwe bedeling. Bij de komst van Jezus worden echter de puntjes weer op de i gezet:
        Mt. 5:32;
        Mt. 19:8b,9.

      5. 5Ook in 1Kor.7:18,19 zien we heel duidelijk het onderscheid tussen de rode draad en het tijdelijke dat na Christus’ komst niet meer van belang is en kan stoppen:
        1Kor. 7:18,19.

      6. 6Zie ook Kol. 2:16,17.

        Vergelijk Rom. 14:2;
        Gal. 4:10;
        Hbr.8:1 – 10:18.

      7. 7Welke specifieke voorschriften nu wel en welke niet een blijvend karakter hebben en op welke wijze zij geldig zijn valt denk ik niet op een sluitende manier weer te geven. Er zijn wel bepaalde lijnen vanuit de Bijbel te trekken en we zullen opmerkzaam moeten zijn op de leiding van de Heilige Geest hierin.

    1. II

      1. 1Nu dan over de reinheidswetten. Volgens Hbr. 9:22,26 vindt de absolute reiniging plaats door het bloed van Jezus Christus.

        Deze reiniging geldt voor zowel OT-gelovigen (met terugwerkende kracht) als NT-gelovigen. Na de komst van de Heere Jezus Christus wordt of men rein of onrein is niet langer bepaald door het voedsel (Leviticus 11), de melaatsheid (Leviticus 13) of een (bloed-)vloeiing (Leviticus 15).
        Rein ben je als je oprecht gelooft in de Heere Jezus (je hebt laten bekleden met Zijn gerechtigheid), Romeinen 3 en 4. Het geloof in de Heere Jezus zal vervolgens je levenswandel rechtvaardig maken.

      2. 2Inderdaad wordt het onderscheid tussen rein en onrein eten opgeheven. We lezen in Handelingen 10: Hnd. 10:15.

        Vergelijk 14:17,20;
        1Kor. 10:25-27;
        1Tim. 4:4.

        De Heere Jezus anticipeert uitleggend hier eigenlijk al op:
        Mk. 7:15-19 .

      3. 3Verder zien we dat Hij melaatsen aanraakt, waardoor Hij volgens een bepaalde concretiserende OT-wet Zelf onrein wordt, en Zich laat aanraken door een bloedvloeiende vrouw:
        Mt. 9:20-22.

      4. 4Deze dingen hebben ons iets te zeggen (geestelijke betekenis): Lichamelijke onreinheid was een zinnebeeld of symbool van een diepere onreinheid waar heel de mensheid mee is besmet
        (in Adam zondaars, Rom. 5:12 en: allen gezondigd, 3:23).

        Maar nu, als iemand de Heere Jezus geestelijk aanraakt, dit is in gebed zijn onreinheid (zonden) aan Jezus overdraagt en Hem om geestelijke genezing (vergeving van zonden) vraagt, mag hij weten dat ook hij deel krijgt aan Jezus’ kruis-verdienste (Jezus’ zoenoffer aan het kruis geofferd). Jezus krijgt de onreinheid en wij de genezing aan het kruis verdiend.

        Volgens mij sprak Luther in dit kader over een vrolijke ruil! En zo is het!

        Lees hierover:
        Jes. 53:5,6;
        2Kor. 5:21.

      5. 5Terug naar de bloedvloeiende vrouw. Jezus wijst haar niet af, maar wil haar behouden en een innige, warme relatie met haar hebben. Zo zal de Heere Jezus niet terugwijzen een vrouw die ongesteld is en door het geloof gemeenschap met Hem zoekt en op grond daarvan avondmaal wil vieren (als ultieme uiting van de gemeenschap met Christus!).

      6. 6Ik wil afsluiten met het volgende dat iemand schreef:

        ‘De reinheidswetten in het OT dienen om het onderscheid met de heidense volken te markeren en het toebehoren aan de heilige God zichtbaar te maken. Er ligt een verlangen in uitgedrukt naar de Heiland die melaatsen geneest (en daarvoor is de vergeving van wezenlijke betekenis), die alle spijzen rein verklaart (omdat ze door Gods kinderen vanwege Hem met dankzegging uit Gods Vaderhand ontvangen mogen worden) en die aan degenen die vloeien het leven geeft (op grond van zijn verzoenend sterven).’

      7. 7Hopelijk is zo de uitloper uit de Gouden draad-studies, hoe het zit met de OT-voorschriften in verband met de toepassing voor de tijd van nu, een beetje uit de verf gekomen, waardoor er als gevolg wat meer inzicht in gekomen is.

        Nog een ‘kleine toevoeging’, maar wel belangrijke, volgt hieronder.

  3. BKleine toevoeging bij ‘OT-voorschriften en toepassing nu’

    1. 1In het OT is sprake van drie soorten/categorieën wetten:

      • De ceremoniële wetten (offerwetgeving en alle wetten die heenwijzen naar het offer van de Heere Jezus Christus voor onze zonden; schulduitdelging);

      • De Israëlische landswetten (van toepassing op toenmalige situatie);

      • De ethische wetten (Gods geboden ten aanzien van ons verantwoord handelen ten opzicht van God en naaste; kern daarvan: de Tien Geboden).

    2. 2De eerste twee categorieën wetten stoppen qua daadwerkelijke toepassing met de komst van de Heere Jezus (kun je nog wel veel uit leren):

      1. Met betrekking tot de eerste categorie: het gordijn van de tempel is gescheurd: Mt. 27:51.

        Daarmee wordt (symbolisch) aangegeven dat alle wetten rond de tempeldienst, die dus heenwezen naar Christus en de vrucht daarvan (reiniging van zonde) voor ons, achter de rug zijn.

      1. Met betrekking tot de tweede categorie: de landswetten van Israël waren voor het specifieke land Israël, maar na Christus’ komst gaat God universeel te werk.

    3. 3De derde categorie, de wetten rond onze omgang met God en de naaste, de Tien Geboden en vele andere (noem de wetten over de sexuele omgang) lopen door ook voor de tijd van nu; oftewel: zijn ook nu nog voor ons van toepassing.

    4. 4Alleen het verschil met de oude bedeling (Oudtestamentische tijd) is dat wij het grote voorrecht hebben dat de Heilige Geest is uitgestort en ons overvloedig wil bijstaan (in de oude bedeling werkte de Heilige Geest ook maar meer ten dele), als we Hem tenminste die ruimte geven.