Studie – Gouden draad: 11. Tekenen van Gods Koninkrijk vanuit Lukas 17:11-19 (3e aanvulling)

11. Tekenen van Gods Koninkrijk vanuit Lukas 17:11-19 (3e aanvulling)

Inhoudsopgave: Studie menu hier  
Gouden draad in de Bijbel

11. Tekenen van Gods Koninkrijk vanuit Lukas 17:11-19

(als derde aanvulling)

Nog een derde aanvulling die ook alles met de Gouden draad te maken heeft. Nadat in de eerste en tweede aanvulling respectievelijk Genesis en Psalm 87 aan de orde kwamen, nu een gedeelte uit het boek Lukas. We lezen uit Lukas: Lk. 17:11-19.

  1. Inleiding

    1. 1Als met de komst van de Heere Jezus Christus het Koninkrijk van God zich op aarde een weg baant, gebeuren er grote en wonderlijke dingen:

      1. Het Evangelie wordt verkondigd, waarbij verklaard wordt dat degene zalig is die aan de Heere Jezus ‘geen aanstoot neemt’

        (vergelijk Mk. 6:3;    Joh. 6:41,52,66
        Mt. 4:17,23;    11:5,6    (vergelijk Mk. 1:15;    Hnd. 2:38-41 ).

      Over ‘armen’, 11:5slot, gesproken:
      dat zijn veelal ook wel letterlijke armen (onaanzienlijk, invloedrijk; vergelijk 1Kor. 1:26), maar bedoeld is:
      zij die geestelijk arm zijn, zondig en schuldig. Het Evangelie wordt aan alle mensen die voor de hand komen verkondigd, maar in het bijzonder aan zondaren.

      Dat klinkt wat gek. Toch lezen we in Mt. 9:13 dat de Heere Jezus voor hen is gekomen om hen te roepen tot bekering. Natuurlijk zijn in principe alle mensen zondaar, maar willen dat verdrietig genoeg nogal vaak niet erkennen en God om vergeving vragen omwille van Zijn Zoon.

      De Kanttekeningen noemen bij Jezus’ Evangelie-verkondiging aan de armen Jes. 61:1 waarop de Heere Jezus hier inderdaad ziet.
      (vergelijk Mt. 5:3).

      1. Naast de verkondiging van het Evangelie zien we als tekenen dat zieken worden genezen en zelfs doden worden opgewekt. Ook dit is in Jesaja te vinden, namelijk dat dit door de Messias zou worden gedaan:
        Jes. 35:5.

      2. Wat we ook zien is dat demonen (duivelen, boze geesten) worden uitgeworpen:
        Mt. 12:22,28.
        We lezen hier expliciet: dan is het Koninkrijk van God bij u gekomen.

    2. 2Het heeft paradijselijke trekken! En inderdaad, het doet ons denken aan de tijd van Gods schepping vóór de zondeval: gaaf en goed. We lezen in Genesis 1:
      Gen. 1:31a.
      Zó was het door God bedoeld!

      Door de zonde is de klad er in gekomen. De mens verlaat God, gevolgd door alle ellende, ziekte, dood, etcetera.
      Maar, wat een zegen, God laat niet varen het werk van Zijn handen en bij het komen van Zijn Koninkrijk, wat alles met Koning Jezus en het kruis te maken heeft, werkt God terug naar Zijn oorspronkelijk doel. Het’ complot’ uit Genesis 3 wordt ontbonden (voorzegd in vers 15: de eerste Evangelie-belofte), vergeving van zonde vindt plaats, pijn en moeite verdwijnen, oorlogen houden op, honger stopt.

      Dat wil zeggen: in beginsel; we leven nog in een gebroken wereld, het Koninkrijk van God is nog strijdend in en met de wereld die we droevig ook in ons hart tegenkomen (strijdende kerk); maar we zien de tekenen van het Koninkrijk schitteren: Jezus Die vergeeft, Jezus Die geneest, Jezus Die spijzigt.

      Voor ons oog licht op het kruishout van Golgotha met onze Zaligmaker gekruisigd, waardoor dit is verworven: vergeving van zonden, met eraan gekoppeld nieuw leven met God dat zich ook over alle vlakken van het leven uitbreidt!

    3. 3De tijd van de voleinding nadert. Geen kwaad zal er meer zijn op Gods heilige berg en God zal de tranen van onze ogen afwissen
      (Jes. 11:9
      [vergelijk Psalm 87, studie 10];
      Op. 21:4).

      Maar nu al zien we de tekenen; en zo zitten we midden in ons Bijbelgedeelte.

      Thema:

      Tekenen van Gods Koninkrijk.

      We zien:

        I  De genezing van de tien;

       II  De dank van de één.

  2. IDe genezing van de tien

    1. 1We lezen Lk. 17:17a.
      Het antwoord is: jazeker, we lezen het in vers 14:
      vs 14b.

      Zijn dit geen tekenen van Gods Koninkrijk? Tien tekenen!
      De tekenen van het rijk, tekenen van een herstelde aarde slaan zelfs dwars door muren heen: er worden Joden genezen, maar ook een Samaritaan, een heiden
      (vergelijk Ef. 2:14).

    2. 2’Zijn niet de tien gereinigd’? Jazeker, wat een zegeningen van God!
      Reden om op ons in te laten werken. Maar ook: wat te denken bijvoorbeeld van zegeningen waarvan we lezen in 1Timotheüs 6:
      1Tim. 6:8.

    3. 3Maar zegt u: het is niet alles zegening wat de klok slaat. Wat een teleurstellingen, pijn en onzekerheden in mijn leven: persoonlijk, in familie-verband, in werksfeer, omgeving, zelfs in mijn kerkelijke gemeente…
      En tóch, open je ogen, zag je ook iets van Gods zorg in je leven?

    4. 4En nu attentie: al deze dingen waren toch niet vanzelfsprekend, toch niet verdiend? Het waren toch goede gaven van God, op grond van Gods liefde tot ons in Christus Jezus? Oftewel: tekenen van Gods Koninkrijk.
      Zó zien we het in het goede licht, verbonden met God en Zijn genade: God gaf met Jezus Christus, met de vergeving, met het herstel in Hem ook al deze zorg. De Heiland heeft ervoor betaald.

      Zoals het oud-reformatorische maar steeds geestelijk actuele Avondmaalsformulier ook aangeeft:

      ‘De Heere Jezus is op het vloekhout van/door God verlaten geweest, opdat wij, iedere Christ-gelovige, tot God zouden genomen, en nimmermeer van Hem verlaten worden’

      (zie Hbr. 13:5b;
      Dt. 31:6,8;
      Joz. 1:5;
      1Kron. 28:20;
      Hbr. 13:5b).

    5. 5De Heere Jezus opent zó het paradijs voor ons: het Koninkrijk is reeds gekomen en het komt. En als tekenen worden de 10 melaatsen gereinigd, geeft God ons dagelijks brood, ja alle dingen die we nodig hebben.

  3. IIDe dank van de één

    1. 1Terug naar de geschiedenis van de 10 melaatsen. Tien melaatsen roepen Jezus aan om ontferming. De Heere gaat er op in en stuurt hen naar de priesters om zich te laten (her-)keuren of genezing was opgetreden en ze uit hun afzondering de toegang tot de gemeenschap kunnen terug krijgen.
      Op Jezus’ woord gaan ze op weg. En dan gebeurt het wonder:
      Lk.17:14b.

    2. 2Dolblij komen ze bij de priesters. En dan… naar huis, natuurlijk. Naar ouders, broers en zusters, vrouwen en kinderen, naar hun nieuwe carrière…
      Maar één komt tot inkeer. Zijn huis en gezin trekken, zijn nieuwe vooruitzichten, maar er is Eén Die nog meer trekt. We lezen:
      vs 15,16.

      Hier zien we het grote verschil tussen de ‘negen anderen’ (vs17) en die ene (vs 15,16). Alle tien zijn ontzettend blij. Maar: de ene is blij verbonden met dankbaarheid. En dankbaarheid zoekt naar een dank-adres. Hij is vol dank en dat moet hij kwijt bij de Genezer, bij de Heere van het Koninkrijk. Dank aan God, dank aan Zijn Zoon!

    3. 3Hierin openbaart zich zijn geloof, zijn geloof in de Heere Jezus, zijn innerlijke gebondenheid aan de Heere. Geloven is namelijk altijd ook antwoorden, terugkeren, danken. Teken van het Koninkrijk!
      In vers 19 lezen we dan ook:
      vs 19.

      ‘Uw geloof’: deze ene was gaan geloven in de Heere Jezus, nam Hem aan als zijn Redder en Heer(e). Met de negen was hij gereinigd, maar meer, dieper, hij was ook behouden: gereinigd, verlost, gered, zalig gemaakt van zijn zonden en van het eeuwig verderf tot het eeuwige leven.
      ‘Ga heen’: hij mocht nu in verbondenheid aan zijn Heere en Heiland zijn weg gaan.

    4. 4Dankbaarheid – gegrond op het geloof – lijkt echter een schaars goedje te zijn: één van de tien komt terug. En wíe komt terug?
      vs 16b.

      We zien het met verbazing: Ja,

      1. slechts één komt terug, en

      2. niet een Jood, maar een ‘vreemdeling’, een niet-Jood. Niet een ‘kerkelijke’ persoon, maar een ‘on-kerkelijke’…

    5. 5Toepassing:

      Dat mag ons tot nadenken zetten…

  4. Slot

    1. 1We hebben gezien dat ons danken vóór alles met geloof te maken heeft, de geloofsband aan God en de Heere Jezus.

    2. 2God geeft Zijn Zoon voor onze zonden, om ons daarvan te reinigen
      (Rom. 8:32a;    Mt. 1:21).

      Hébben we ons voor het eerst en steeds opnieuw door Hem laten reinigen, wat we op het gebed omwille van de Heere Jezus mogen vragen, overeenkomstig Lk. 17:13?
      Dan zijn we blij – natuurlijk –, maar toch ook méér: we gaan Hem danken. We hebben dan de belangrijkste dankstof die er maar is, voor nu en altijd!!

    3. 3En dan komt ook de andere dankstof: God zal ons ook met Zijn Zoon álle dingen schenken
      (Rom. 8:32b),
      dit is alle dingen schenken die we nodig hebben, op het gebed. Naar ziel allereerst. Maar toch ook naar lichaam: ‘Geef ons heden ons dagelijks brood (dit is elementaire levensbehoeften, dingen die we echt nodig hebben)’.

      Wat een zegeningen, tekenen van Gods koninkrijk!
      Ook dat maakt ons blij en…: we gaan Hem danken.

    4. 4En als we zelf door genade het Reinigings-, Zegen- en Dank-adres hebben mogen vinden, dan willen we dat toch proberen te delen met anderen die op onze weg komen. En zijn dat dan ook niet tekenen van Gods Koninkrijk?

    5. 5Aan Hem en aan de Heere Jezus Christus alle lof en dank!